Meestgestelde vragen
Deze vraag komt uit de praktijk. De Wtp staat voor Wet toekomst pensioenen. Deze wet is per 1 juli 2023 in werking getreden en wijzigt ons pensioenstelsel ingrijpend. Deze wet is tot stand gekomen naar aanleiding van het pensioenakkoord van juni 2019 tussen het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid en de sociale partners.
In de jaren ervoor werd al lange tijd gesproken over wijzigingen c.q. verbeteringen in ons pensioenstelsel. Medio 2010/2011 was er al een pensioenakkoord echter van daaruit is eigenlijk alleen per 1 januari 2014 het opschuiven van de AOW leeftijd doorgevoerd: de zogenoemde wet VAP (Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd). Vervolgens heeft het nog ruim vijf jaar geduurd om tot een verdere invulling van een pensioenakkoord te komen voor het wijzigingen van het gehele pensioenstelsel.
Doelstelling van de wet is een nieuw pensioenstelsel dat evenwichtiger, flexibeler, persoonlijker en transparanter (en begrijpelijker) is. Hmmm….mooie termen allemaal, maar wat wat houdt dat dan concreet in?
De wijzigingen als gevolg van de Wtp betekenen een geheel ander uitgangspunt van pensioenopbouw: niet meer de pensioenuitkering (door velen ervaren als een gegarandeerd pensioen) staat centraal maar meer de (waarde van de) pensioenpremie. Het voert te ver om hier alle wijzigingen weer te geven, het is een omvangrijke stelselwijzigingen die eigen iedereen die pensioen opbouwt, heeft opgebouwd of al een pensioenuitkering ontvangt, behoorlijk raakt. Maar dat hoeft niet perse negatief te zijn hoor. Het heeft ook gevolgen voor pensioen na overlijden voor de nabestaanden. Het is dus wel van belang dat je hier meer over te weten komt.
De overheid heeft een speciale website ingericht voor iedereen met een pensioen dat via een werkgever is of wordt opgebouwd: pensioenduidelijkheid.nl
Voor werkgevers en andere professioneel bij pensioen betrokken partijen is er de website werkenaanonspensioen.nl
Heb je hier een of meer vragen over neem dan gerust contact met ons op. We helpen je graag verder!
Een vraag uit de praktijk: ik heb een prepensioenregeling en ik heb bericht ontvangen van mijn pensioenuitvoerder dat ik binnenkort de eerste uitkering ga ontvangen. Maar ik wil nog niet met pensioen omdat ik nog werk. Bovendien heb ik nog geen behoefte aan een prepensioenuitkering. Kan ik dit prepensioen uitstellen?
Hoe zat het ook alweer?
Een prepensioenuitkering is een tijdelijke pensioenuitkering die ingaat op bijvoorbeeld uw 60 of 62 jarige leeftijd tot aan uw pensioenleeftijd. De overheid wilde echter enige jaren geleden graag dat er langer werd doorgewerkt. Daarom zijn allerlei regelingen die het eerder stoppen mogelijk maakten afgeschaft of in ieder geval flink versoberd. Prepensioenregelingen als zodanig bestaan sinds 1 januari 2006 niet meer maar de meeste prepensioenregelingen van voor 1 januari 2006 vallen onder het overgangsrecht. Prepensioenregelingen zijn nog uit de periode dat bij iedereen de pensioen en AOW leeftijd 65 was. Daarom is in het overgangsrecht ook bepaald dat prepensioenuitkeringen moeten eindigen op 65 jarige leeftijd.
Voorbeeld:
Wanneer uw prepensioen ingaat op uw 62e dan is de uitkeringsperiode of uitkeringsduur dus 3 jaar. U ontvangt dan een prepensioen uitkering tot uw 65e, meestal maandelijks . Stel uw prepensioen bedraagt € 6.000,- bruto per jaar dan is de maandelijkse uitkering dus € 500,- bruto. Hier gaat nog loonheffing vanaf, dit wordt door de pensioenuitvoerder ingehouden.
Stel u wilt dit nog niet
U wilt op dit moment echter de uitkering nog niet ontvangen. Dat kan, u kunt de ingang van de uitkering uitstellen. Dat overlegt u dan met uw pensioenuitvoerder. Een voorwaarde is dan wel dat u blijft doorwerken zoals u nu doet en daar moet u een verklaring voor afgeven. U moet daarbij dan aangeven tot welke datum u wilt uitstellen ofwel tot welke datum u sowieso door wilt werken.
Gevolgen van uitstel
Wanneer u uitstelt wordt de uitkeringsduur/uitkeringsperiode korter. Immers, de leeftijd waarop de uitkering moet stoppen verandert niet en blijft 65. Doordat de uitkeringsduur korter wordt, wordt de jaarlijkse uitkering herberekend. Deze wordt hoger.
Het is wel zo dat tijdens de uitkeringsperiode de actuariële sterftekans minimaal 1% moet zijn. De statistische kans dat u binnen de uitkeringsperiode overlijdt moet dus minimaal 1% zijn. Dat is een beetje technisch en mag u verder vergeten. Maar hier moet een pensioenuitvoerder wel rekening mee houden. De pensioenuitvoerder berekent en bepaalt dan wat de minimale uitkeringsduur moet zijn. Wanneer de pensioenuitvoerder bijvoorbeeld heeft berekend dat de minimale duur 1 jaar is dan kan het prepensioen dus worden uitgesteld tot de 64 jarige leeftijd. Dat komt omdat deze op 65 jarige leeftijd moet eindigen. De uitkeringsduur is dan precies 1 jaar.
En als u heeft uitgesteld en dan toch eerder stopt met werken of minder gaat werken?
Wanneer u het prepensioen eenmaal heeft uitgesteld en u besluit toch voor die tijd te stoppen met werken dan moet u dit meteen aan uw pensioenuitvoerder doorgeven. De prepensioen uitkering moet dan meteen ingaan.
Mocht u voor de uitgestelde ingangsdatum minder gaan werken dan moet u dit ook aan de pensioenuitvoerder doorgeven en dan moet de prepensioenuitkering gedeeltelijk ingaan.
En als ik de prepensioenuitkering niet wil uitstellen?
De vraag is dan of u een de prepensioenuitkering kunt ontvangen terwijl u nog werkt. Het antwoord is ja, dat kan. Hierbij zijn twee situaties van belang:
- U zit vijf jaar of korter voor uw AOW leeftijd: u kunt zonder problemen de uitkering ontvangen en bijvoorbeeld fulltime blijven werken. Dat kan handig zijn wanneer u wat extra inkomsten kunt gebruiken doordat bijvoorbeeld de energielasten flink zijn gestegen of door een andere stijging in de uitgaven. Of misschien wil uw partner wel wat minder gaan werken.
- U zit langer dan vijf jaar voor uw AOW leeftijd: u mag dan niet fulltime blijven werken. U moet voor het deel dat u de prepensioenuitkering in laat gaan ook daadwerkelijk minder gaan werken. Of beter gezegd, wanneer u 40% minder werkt mag u 40% van de prepensioenuitkering ontvangen. Wilt u de volledige prepensioenuitkering ontvangen? Dan moet u ook geheel stoppen met werken. Let op! Wanneer u een prepensioenuitkering ontvangt (geheel of gedeeltelijk) en u werkt nog volledig, dan krijgt u een flinke fiscale “boete”. De Belastingdienst ziet dit als afkoop van uw prepensioen. U moet dan over de gehele waarde van uw prepensioen (dat is de waarde van al uw prepensioenuitkeringen samen) in een keer belasting betalen. En daar zit u niet op te wachten.
Check hier uw AOW leeftijd zodat u dit in de gaten kunt houden!
Wat gebeurt er als u voor uw 65e nog geen prepensioenuitkering heeft laten ingaan?
Wanneer u voor uw 65 jarige leeftijd nog steeds geen prepensioenuitkering heeft ontvangen dan wordt prepensioen uiterlijk op de laatste dag voor uw 65 jarige leeftijd uitgeruild voor een levenslang ouderdomspensioen vanaf leeftijd 65, de pensioenuitkering ontvangt u dan zolang u leeft (ook al wordt u 100). Er is dan geen sprake meer van een prepensioenuitkering, de maandelijkse uitkering wordt daardoor aanmerkelijk lager!
Meer weten?
Wilt u weten hoe dit in uw situatie zit? Belt u mij dan gerust even op 053-8519510 of stuur mij op ditzelfde nummer even een Whatsapp berichtje. Ik neem dan contact met u op.
Normaal gesproken ontvang je vanaf jouw pensioendatum een levenslange ouderdomspensioen uitkering die gelijk blijft. Soms kan het zijn dat een pensioen af en toe nog wat wordt geïndexeerd (ietsje verhoogd wanneer bijvoorbeeld lonen of prijzen stijgen) maar de laatste jaren is daar nauwelijks ruimte voor geweest bij pensioenfondsen.
Toch kan het zijn dat je tijdens een eerste periode van jouw pensioen een aantal jaren behoefte hebt aan een hoger pensioeninkomen, bijvoorbeeld omdat je nog een aantal jaren hogere lasten hebt of omdat je de eerste jaren van je pensioenfase gewoon wat ruimer wilt leven.
Je kunt er dan voor kiezen om een Hoog / Laag pensioen af te spreken met jouw pensioenuitvoerder. Je ontvangt dan eerst een of meerdere jaren (eigen keuze) een hoger ouderdomspensioen. Wanneer die periode voorbij is wordt de ouderdomspensioen uitkering lager gedurende de rest van jouw leven. Je hebt dan minder te besteden. Hier zul je dan wel je levensstijl op moeten aanpassen.
In principe mag je de duur van het hoge pensioen zelf bepalen maar vaak bieden pensioenuitvoerders 2 mogelijkheden, namelijk vijf of tien jaar. Hier komt wel steeds meer ruimte in.
Let op!
- De keuze maak je op het moment dat je met pensioen gaat (dit geef je dan door aan jouw pensioenuitvoerder)
- De eenmaal gemaakte keuze (Hoog / Laag of toch gewoon een gelijkblijvende uitkering) kan niet worden aangepast als het eenmaal is ingegaan
- De lage pensioenuitkering mag niet minder zijn dan 75% van de hoge pensioenuitkering (de pensioenuitvoerder berekent dit voor je)
Kan het ook andersom, dus een Laag / Hoog pensioen?
Jazeker, dat is ook mogelijk. Wanneer je in de eerste fase van jouw pensioen een lagere pensioenuitkering wenst en pas later een hogere pensioenuitkering, bijvoorbeeld omdat jouw jongere partner nog werkt en voldoende inkomen heeft, dan kun je kiezen voor een Laag / Hoog pensioen. Je ontvangt dan eerst een of meerdere jaren (eigen keuze) een lager ouderdomspensioen. Wanneer die periode voorbij is wordt de ouderdomspensioen uitkering hoger gedurende de rest van jouw leven.
Wat nog wel van belang is:
Kiezen voor een Hoog / Laag of een Laag / Hoog pensioen is een van de keuzemogelijkheden op de pensioendatum volgens de wet. Echter, niet elke pensioenregeling heeft dit in het reglement opgenomen. En het reglement is leidend. Kijk dus in jouw pensioenreglement goed na of jij deze keuzemogelijkheid hebt.
Kom je er niet uit neem dan contact met mij op via 053-8519510 of via d.slaa@htpb.nl
Op het moment dat je met pensioen gaat heb je meestal een aantal keuzemogelijkheden, dit kun je terugvinden in jouw pensioenreglement. Een veel voorkomende keuzemogelijkheid is uitruil van pensioen.
Wat houdt dat nu eigenlijk in?
In principe ontvang je vanaf jouw pensioendatum een gelijkblijvende pensioenuitkering zo lang jij leeft (dit heet ouderdomspensioen, vaak afgekort met OP). Als je overlijdt ontvangt jouw partner vervolgens een partnerpensioenuitkering (vaak afgekort met PP) zolang hij of zij leeft.
Maar wat nu als je op de pensioendatum helemaal geen partner hebt?
In dat geval kun je ervoor kiezen om het partnerpensioen (dit wordt normaal gesproken als het ware voor jouw partner gereserveerd voor het geval je mocht overlijden) uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen zolang jij leeft. Je ontvangt dan dus zelf ‘bij leven’ een hogere pensioenuitkering. Dat betekent wel dat na jouw overlijden de uitkering stopt en er ook niets meer wordt uitgekeerd.
Of je hebt wel een partner maar die kan zich na jouw overlijden financieel prima redden met een eigen (pensioen)inkomen?
Ook in zo’n situatie zou je kunnen kiezen voor uitruil van partnerpensioen naar een hoger ouderdomspensioen zodat je samen kunt genieten van een hogere uitkering.
Andersom kan ook!
Je kunt ook (een deel van) het ouderdomspensioen uitruilen voor een hoger partnerpensioen. Dat betekent dat je zelf een lagere pensioenuitkering ontvangt maar dat jouw partner na jouw overlijden een hogere partnerpensioen uitkering ontvangt dan dat hij of zij normaal zou hebben ontvangen zonder de uitruil. Dit zou handig kunnen zijn wanneer jouw partner na jouw overlijden zelf niet voldoende (pensioen)inkomen
Wat is verstandig om te doen?
Het is altijd raadzaam jouw inkomenssituatie bij pensioen en na overlijden goed in beeld te brengen en goed te kijken hoeveel inkomen er in de verschillende scenario’s nodig is voordat je een keuze maakt. Kun je dit niet zelf neem dan contact op met Het Twents Pensioenbureau via 053-8519510 of via d.slaa@htpb.nl
Wat is het verschil tussen partnerpensioen op risico basis of op opbouwbasis?
Allereerst: wat is partnerpensioen eigenlijk? Voor veel mensen misschien duidelijk maar uit een recent onderzoek bleek dat ongeveer 40% van de respondenten (de mensen die aan het onderzoek deelnamen) dacht dat partnerpensioen het pensioen voor later is ten behoeve van de partner. Maar dat is niet juist! Partnerpensioen is het pensioen voor de partner wanneer een werknemer (ofwel deelnemer) komt te overlijden. Dit pensioen wordt na overlijden van de deelnemer levenslang aan zijn of haar partner uitgekeerd zolang deze partner leeft.
Waar we het nu over hebben is het partnerpensioen bij vooroverlijden, dus wanneer de deelnemer overlijdt voor zijn of haar pensioendatum.
De hoogte van het partnerpensioen hangt meestal af van de pensioengrondslag en het aantal te bereiken deelnamejaren. In uw pensioenreglement kunt u nakijken hoe dit wordt berekend.
Bij beëindiging van de deelname wordt het verschil tussen ‘risicobasis’ en ‘opbouwbasis’ duidelijk zichtbaar. Het hangt namelijk af van hoe het partnerpensioen is gefinancierd: is er daadwerkelijk een partnerpensioenuitkering opgebouwd of was het partnerpensioen gewoon verzekerd op basis van een risicoverzekering?
Wanneer er sprake is van partnerpensioen op opbouwbasis dan wordt er daadwerkelijk gespaard voor het partnerpensioen, hiervoor is dus kapitaal gereserveerd. Bij einde van de deelname is er nog steeds recht op een partnerpensioen echter dit is wel lager dan tijdens en actieve deelname. Dat komt omdat bij beëindiging van de deelname het partnerpensioen wordt vastgesteld aan de hand van het werkelijk aantal jaren dat de werknemer deelnam aan de pensioenregeling.
Wanneer er sprake is van partnerpensioen op risicobasis dan wordt er niet gespaard maar wordt het partnerpensioen verzekerd tijdens de actieve deelname. Tijdens de actieve deelname is het partnerpensioen qua bedrag even hoog als bij het partnerpensioen op opbouwbasis. Echter bij einde van de deelname komt het partnerpensioen op risicobasis gewoon te vervallen, er is niet gespaard voor het partnerpensioen. Je zou dit kunnen vergelijken met een inboedelverzekering: tijdens een afgesproken periode heb je het risico verzekerd tegen betaling van een premie. Is de periode voorbij (lees einde deelname aan de regeling) dan vervalt de dekking.
Wellicht wordt het duidelijker met een voorbeeld:
Een werknemer wordt deelnemer op 30-jarige leeftijd. De pensioenleeftijd in de regeling is 68 jaar. Dat houdt in dat deze deelnemer 38 deelnamejaren kan behalen. In het pensioenreglement staat dat er 1,16% per deelnamejaar van de pensioengrondslag wordt opgebouwd. De pensioengrondslag voor deze deelnemer bedraagt € 25.000,-. Wanneer de deelnemer tijdens het actieve dienstverband overlijdt wordt er altijd uitgegaan van het aantal deelnamejaren dat de deelnemer maximaal kan bereiken. Het partnerpensioen bedraagt dan (€ 25.000,- x 1,16%) x 38 jaar wat neerkomt op een bedrag van € 11.020,- per jaar.
Bij opbouwbasis wordt er daadwerkelijk kapitaal gereserveerd om dit te kunnen financieren. Bij partnerpensioen op risicobasis wordt dit bedrag verzekerd met een risicoverzekering.
Nu gaat de deelnemer uit dienst op 37-jarige leeftijd, hij is dan 7 jaar deelnemer geweest. We gaan er even vanuit dat er geen salariswijzigingen zijn geweest.
Bij partnerpensioen op opbouwbasis blijft er dan een partnerpensioen staan van (€ 25.000,- x 1,16%) x 7 jaren wat neerkomt op een bedrag van € 2.030,- per jaar.
Bij partnerpensioen op risicobasis vervalt de dekking en blijft er geen partnerpensioen over.
In beide gevallen is er altijd de mogelijkheid om op de datum van beëindiging van de deelname een deel van het ouderdomspensioen, dus het pensioen voor de deelnemer zelf voor later, uit te ruilen voor (extra) partnerpensioen.
Bijzondere situatie na ontslag:
Wanneer een deelnemer wordt ontslagen en er is direct aansluitend op het einde van het dienstverband recht op een WW-uitkering dan is er bij partnerpensioen op risicobasis tijdens de WW periode toch recht op een stuk partnerpensioen. Dit is dan even hoog als in de situatie wanneer het partnerpensioen op opbouwbasis zou zijn geweest. Let op! Het gaat dan alleen over de periode van de wettelijke WW uitkering. Dus NIET de periode met een aanvullende WW-uitkering vanuit de Stichting Private Aanvulling WW.
Het is van groot belang dat u in uw pensioenreglement nakijkt hoe dit bij u is geregeld. Weinig mensen zijn zich van dit onderscheid bewust en steeds meer pensioenregelingen hebben het partnerpensioen inmiddels op risicobasis geregeld. Kunt u dit in uw pensioenreglement niet vinden neemt u dan gerust contact met mij op. Ik help u zoeken.
Wat is een lijfrente eigenlijk?
Een lijfrente is simpel gezegd een (recht op) periodieke uitkering afhankelijk van het wel of niet in leven zijn (van het lijf dus) van een persoon. De lijfrente wordt al vanaf de 17e eeuw toegepast in Nederland. Nadat er al wiskundige bases waren gelegd voor zo’n systeem is dit in de 17e eeuw verder ontwikkeld door onder andere Johan de Witt, destijds (vanaf 1653) Raadspensionaris van Holland.
Wanneer u over de technische achtergrond meer zou willen weten dan is het artikel van hoogleraar Jan Hogendijk van 2 juni 2010 interessant om te lezen. Klik hiervoor op deze link: Lijfrentes in de 17e en 18e eeuw Een kleine waarschuwing: het is een erg technisch verhaal dus voor de ècht geïnteresseerden….
We hoeven deze achtergrond verder niet te begrijpen om te weten wat u met uw lijfrente kapitaal wilt of kunt. Wel is het zo dat in de loop der jaren de fiscale wetgeving regelmatig is gewijzigd. Daarom is het ook van belang dat u zich hierover goed laat voorlichten en adviseren.
De lijfrente werd altijd in verzekerde vorm aangeboden (fiscaal ook zo bepaald) en sinds 2008 kan de lijfrente fiscaal ook in een bancaire vorm worden afgesloten (zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase).
Welke factoren spelen een rol bij de mogelijkheden van een aankoop een lijfrente:
- Wanneer is de lijfrenteverzekering of bancaire lijfrente afgesloten?
- Welk fiscale regels zijn vervolgens van toepassing?
- Welke fiscale overgangsregelingen zijn van toepassing?
- Wat is uw AOW leeftijd?
- Waar komt de inleg vandaan? (bijvoorbeeld vanuit een ontslagvergoeding of een eigen inleg?
Welke factoren spelen nog meer een rol bij uw uiteindelijke keuze?
- Bent u alleen of heeft u een partner?
- Hoe lang wilt u een uitkering ontvangen?
- heeft u een periode behoefte aan een hogere of juist lagere uitkering?
- Wilt u, indien dit mogelijk is, een uitkering ineens? Zo ja, wat zijn de consequenties daarvan?
- Is een deel van de uitkeringen mogelijk onbelast?
- Aan wie wilt u de eventuele uitkering(en) na uw overlijden over laten gaan?
- Welke inkomens bestanddelen heeft u nog meer?
Om op de vraag “Mijn lijfrente komt tot uitkering, wat kan ik ermee?” terug te komen, dit hangt af van uw specifieke situatie en is dus maatwerk. Laat u zich hierover goed adviseren
Wat is variabel pensioen?
Variabel pensioen komt voor bij pensioenregelingen op basis van een premieovereenkomst (voorheen beschikbare premie genoemd). Een premieovereenkomst wil zeggen dat van tevoren niet vaststaat hoe hoog jouw pensioenuitkering zal zijn. De pensioenpremie staat centraal (en dat is het enige dat echt bekend is) en wordt belegd in fondsen die worden aangeboden door de pensioenuitvoerder waar de regeling loopt. Op de pensioendatum is er dan een belegd bedrag beschikbaar waarmee je een pensioenuitkering aankoopt. Deze uitkering is levenslang, dat is wettelijk bepaald.
Variabel pensioen, ook wel doorbeleggen na pensioendatum genoemd, is mogelijk sinds 1 september 2016 door de invoering van de Wet Verbeterde Premieregeling. Tot die datum was de pensioenuitkering die je aankocht tijdens de gehele uitkeringsduur altijd gelijkblijvend, deze wijzigt dus niet meer. Is dat erg dan? Op zich niet want dan weet je wel waar je vanaf je pensioendatum nadat je pensioen hebt aangekocht op kunt rekenen. Maar dat wordt anders wanneer uitgerekend op het moment dat jij met pensioen gaat de tarieven in de markt op de aankoopdatum erg laag zijn en de beleggingen bovendien tegenvallen. Dan kun je een (veel) lagere uitkering aankopen met hetzelfde kapitaal dan op een ander moment waarop de tarieven veel beter liggen. Je zou je pensioen nog kunnen uitstellen maar dan heb je geen inkomen….
Een oplossing daarvoor biedt de nieuwe mogelijkheid tot aankoop van een variabele uitkering sinds de invoering van de Wet Verbeterde Premieregeling. Door deze mogelijkheid kun je eventueel profiteren van en meebewegen met de ontwikkelingen op de markt.
Hoe werkt dit dan?
Dat verschilt een beetje per aanbieder van dit soort producten. Wanneer je kiest voor een variabele uitkering dan staat die uitkering over het algemeen voor 1 jaar vast. Elk jaar wordt het restant kapitaal steeds belegd en wordt aan het begin van het nieuwe uitkeringsjaar de uitkering opnieuw vastgesteld. Zijn er positieve rendementen gehaald? Dan wordt de uitkering in het nieuwe jaar hoger. Vielen de rendementen tegen? Dan wordt de nieuwe uitkering lager. De uitkering kan dan dus van jaar tot jaar verschillen. Bij sommige aanbieders kun je ook een combinatie aankopen van een deel vaste, dus gelijkblijvende (en niet van rendementen afhankelijke) uitkering en een variabele uitkering. De variatie geldt over het algemeen niet alleen voor het ouderdomspensioen (zo lang je in leven bent) maar ook voor het partnerpensioen (uitkering voor je partner wanneer je na je pensioendatum overlijdt). Er zijn echter ook aanbieders waar je de ouderdomsuitkering kunt laten variëren en de partneruitkering wel vast aankoopt. Dat levert dan voor de partner minder onzekerheid op.
Het is van belang je hierbij goed te laten adviseren en de mogelijkheden van de diverse aanbieders op een rij te laten zetten. Het Twents Pensioenbureau kan je hierbij behulpzaam zijn.
Volgens de huidige wetgeving heb je volgens de standaard verdeling recht op de helft van het ouderdomspensioen dat je ex-partner tijdens de huwelijkse periode heeft opgebouwd. Voor deze standaard verdeling heb je geen medewerking of toestemming van je ex-partner nodig. Je kunt dan zelf het Mededelingsformulier in verband met verdeling ouderdomspensioen bij scheiding downloaden, invullen en aan de pensioenuitvoerder van je ex-partner sturen. Doe je dit binnen 2 jaar na inschrijving van de echtscheiding in de Gemeentelijke Basisadministratie dan is de pensioenuitvoerder verplicht aan dit verzoek te voldoen volgens de standaard verdeling. Kom je er niet uit? Neem dan contact op met Het Twents Pensioenbureau.
Het wordt natuurlijk anders wanneer je een andere verdeling wilt afspreken. Dan is toestemming en medewerking van de ex-partner wel vereist. Het kan zijn dat je dit in het echtscheidingsconvenant hebt vastgelegd of misschien al in huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden voorafgaande aan het huwelijk of de partnerschapsregistratie. Dat is dan bepalend voor de uitvoering.
Er is nieuwe wetgeving in de maak waarmee aanpassingen in deze wetgeving worden doorgevoerd. Het Twents Pensioenbureau volgt dit en zal hierover publiceren wanneer hierover meer bekend is.
“Ik heb een brief ontvangen van het ABP waarin men aankondigt mijn Flex Pensioen om te willen zetten naar extra ouderdomspensioen. Ik kan hier ook bezwaar tegen maken. Wat is verstandig?”
Dat hangt van je eigen omstandigheden en wensen af. Over het algemeen levert het wel wat voordelen op. ABP geeft zelf een aantal nadelen van Flexpensioen in hun brief weer, dit is echter niet helemaal volledig. Je moet voor jezelf op een rijtje zetten hoe je pensioenplaatje er uit ziet met en zonder omzetting. In de MijnABP omgeving kun je hier ook berekeningen voor maken. Deze berekeningen heb je ook echt nodig om de vraag voor jezelf te kunnen beantwoorden en een verantwoorde keuze te maken. Bij twijfel altijd even een pensioenadviseur raadplegen, Het Twents Pensioenbureau heeft hier al meerder cliënten mee geholpen.
Bij een overlijden komt er naast het verwerken van het verdriet en regelen van de uitvaart best wel veel op de partner en/of nabestaanden af. Wat moet er eigenlijk allemaal geregeld worden?
Er is een hele handige interactieve checklist op de website van de rijksoverheid te vinden. Door te klikken op onderstaande link kom je in de checklist en kun je aan de hand hiervan actie ondernemen daar waar dat nodig is.
Overlijden: wat moet ik regelen
Naast hele praktische zaken zoals in de checklist opgenomen, is het van belang in ieder geval te weten of de achterblijvende partner en eventuele kinderen in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien en in de huidige woning kunnen blijven wonen. Je moet dan een goed beeld hebben van de inkomenssituatie die na zo’n overlijden voor de partner ontstaat. Welke inkomsten blijven er over? Is dat voldoende om van rond te komen? Hele terechte vragen waar Het Twents Pensioenbureau je mee kan helpen.
De vraag is natuurlijk wie er voor jou iets kan hebben geregeld voor de situatie dat je overlijdt en je partner en eventueel kinderen achterblijven. In Nederland kennen we in hoofdlijn 3 lagen (ook wel pijlers genoemd) waarbinnen dit soort zaken geregeld kan zijn:
Laag 1 is alles wat de overheid regelt,
Laag 2 is alles wat jouw werkgever regelt,
Laag 3 is alles wat jij zelf privé kunt regelen.
Laag 1 De overheid:
wat is er op gebied van een partnerinkomen bij overlijden geregeld? Hiervoor geldt een volksverzekering, de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Wanneer komt je partner voor een ANW uitkering in aanmerking? Er gelden twee criteria, je partner dient aan één van deze criteria te voldoen:
1. je partner moet kinderen verzorgen die jonger zijn dan 18 jaar OF
2. je partner dient voor meer dan 45% arbeidsongeschikt te zijn
Bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering voor jouw partner wordt rekening gehouden met de inkomsten die jouw partner zelf heeft. Afhankelijk van het soort inkomen vindt er een korting op de ANW uitkering plaats. De ANW uitkering ontvangt je partner tot zijn of haar AOW leeftijd. Daarnaast is het zo dat wanneer je partner alleen aan het eerste criterium voldoet de ANW uitkering stopt zodra het jongste kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt.
Laag 2 De werkgever:
het kan zijn dat er via jouw loondienstverband iets is geregeld door jouw werkgever. Dit kan al dan niet via een cao geregeld zijn. Een vervangend inkomen bij overlijden is meestal geregeld via de pensioenregeling. Er is dan bijvoorbeeld sprake van een partner en/of wezenpensioen en eventueel nog een ANW-hiaat verzekering. Deze laatste kan ook apart geregeld zijn bijvoorbeeld wanneer er geen sprake is van een pensioenregeling. Als er sprake is van een actieve pensioenregeling dan ontvang je jaarlijks een Uniform Pensioen Overzicht (UPO) waarop je kunt terugvinden hoeveel je partner en kinderen krijgen na jouw overlijden. Het komt soms voor dat een partnerpensioen of de ANW-hiaat verzekering een keuze is, daarbij is het dan wel van belang dat je dit weet en hierop ook tijdig actie onderneemt wanneer dit het geval is. Twijfel je? Vraag dan je werkgever of pensioenuitvoerder.
Laag 3 Privé voorziening:
naast de voorzieningen in de eerste twee lagen kun je zelf ook maatregelen treffen. Waar het om gaat is dat jouw partner voldoende vermogen heeft om zijn of haar inkomen aan te vullen wanneer de eerste twee lagen niet voldoende inkomsten bieden. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld een overlijdensrisico verzekering afsluiten. Er zijn verschillende mogelijkheden en vormen, vraag hierover advies bij een deskundige. Deze deskundige dient overigens wel een speciale (WFT) vergunning te hebben om bij dit soort financiële producten te mogen adviseren en eventueel bemiddelen.
Sinds 1 mei 1995 geldt de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding, afgekort VPS. Dat is de wet die op dit moment ook nog van toepassing is. De wet zelf is natuurlijk best wel uitgebreid. Het belangrijkste is te weten dat de scheidende partners over en weer recht hebben op verevening van de pensioenaanspraken die tijdens de huwelijkse periode zijn opgebouwd. De standaardverdeling is 50% van deze aanspraken maar daar kan van afgeweken worden. Wanneer binnen 2 jaar na inschrijving van de echtscheiding in de gemeentelijke basis administratie een melding wordt gedaan bij de betreffende pensioenuitvoerders dan zijn deze pensioenuitvoerders verplicht het verevende deel waar de ex-partner recht op heeft apart te administreren en uit te keren bij pensionering. Wanneer je deze melding niet binnen deze twee jaar doet dan heb je wettelijk nog steeds recht op het te verevenen deel maar dan zul je dat deel te zijner tijd bij pensionering van je ex-partner zelf bij hem of haar op moeten eisen.
Er is ook een mogelijk om bij echtscheiding van enige vorm van verevening af te zien. Dit kun je regelen bij de scheiding zelf (dit wordt dan in het echtscheidingsconvenant vastgelegd) of voorafgaand aan het huwelijk door vastlegging in huwelijkse voorwaarden. Het is bovendien zo dat je in principe voor de ontvangst van het verevende pensioendeel afhankelijk bent van het moment van pensioneren van je ex-partner. Je ontvangt dit dus pas vanaf het moment dat je ex-partner met pensioen gaat. Dit kun je voorkomen door middel van conversie, laat echter goed voor je uitzoeken en berekenen of dit gunstig is!
Ben je in het verleden gescheiden voor 1 mei 1995 dan gelden er andere regels. Wanneer je twijfelt of dit destijds is geregeld check dit dan nog even.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een wijziging in de wetgeving. Dit is nog niet concreet en de verwachting is dat dit 1 januari 2020 wel het geval is en dan deze wijzigingen dan ook ingaan. Dit zal dan dus gaan gelden voor echtscheidingen die na deze datum plaatsvinden. Het Twents Pensioenbureau zal dit volgen.
Communicatie rondom pensioen is erg lastig en is een voortdurend proces. Naast beschikken over pensioenkennis en kennis van (actuele) wetgeving is het ook van belang dit goed te kunnen vertalen naar heldere informatie voor de werknemer. En dat is een vak op zich. Werknemers moeten inzicht krijgen en houden in hun pensioensituatie maar ook de situatie na overlijden verdient daarbij bijzondere aandacht. Een werknemer moet weten of en zo ja, wanneer hij actie moet ondernemen. Daar is de werknemer uiteraard zelf verantwoordelijk voor, laten we dat niet vergeten. Maar……dan moet hij wel beschikken over juiste en tijdige informatie.
Het is verstandig pensioencommunicatie uit te besteden aan een deskundige, het vereist namelijk expertise. En let wel, niet alleen de werknemer die in dienst is dient informatie over de pensioenregeling te ontvangen maar juist ook de nieuwe werknemer die in dienst gaat komen. Ook in deze zogenoemde pre contractuele fase dient de nieuwe werknemer precies te weten in wat voor soort regeling (met alle ins en outs) hij gaat deelnemen. Het is heel gebruikelijk dat een nieuwe werknemer voor zijn arbeidsovereenkomst ingaat weet hoeveel hij gaat verdienen, de primaire arbeidsvoorwaarde. Echter de secundaire arbeidsvoorwaarden, en daar maakt pensioen deel van uit, dienen ook compleet helder te zijn voor een nieuwe werknemer.
Onderneem als werkgever actie en stel goede pensioencommunicatie niet uit!
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het van belang een onderscheid te maken in welk soort ondernemer u bent. Ben u IB ondernemer (Inkomstenbelasting via bijvoorbeeld winst uit onderneming zoals bij een eenmanszaak, vennootschap onder firma of als ZZP’er) dan heeft u andere mogelijkheden dan een Directeur Grootaandeelhouder (DGA) van een BV. Om met de laatste te beginnen, als DGA kunt u zichzelf daadwerkelijk vanuit de BV een pensioen toezeggen. Dit mag sinds gewijzigde wetgeving niet meer in eigen beheer zoals dat in het verleden voorkwam. Dit zal dan extern uitgevoerd c.q. ondergebracht moeten worden bij bijvoorbeeld een verzekeraar of premiepensioeninstelling (mede afhankelijk van de soort toezegging) Het is van groot belang u hierbij goed te laten adviseren. Kenmerkend voor zo’n pensioentoezegging is dat het dienstverband van de DGA met de BV van waaruit de toezegging wordt gedaan hieraan ten grondslag ligt. Om echt pensioen te kunnen toezeggen, en dat geldt in het algemeen, moet er sprake zijn van een dienstverband. Vandaar dat een IB ondernemer deze mogelijkheid niet heeft. Kan een IB ondernemer dan geen oudedagsvoorziening treffen? Jazeker wel. Waar het om gaat is dat de IB ondernemer op de gewenste pensioendatum voldoende vermogen heeft om, bovenop de AOW, een oudedagsinkomen te kunnen financieren. Er zijn diverse mogelijkheden om naar dit vermogen toe te werken. Je kunt hierbij denken aan sparen of beleggen (al dan niet in lijfrentevorm in box 1 of in gewoon in box 3) of misschien het beleggen in (bijvoorbeeld het kopen van) onroerend goed. Wellicht dat er via de verkoop of verhuur van onroerend goed extra inkomsten bovenop de AOW kunnen worden gerealiseerd. Overigens heeft de DGA deze mogelijkheden ook gewoon. Je zou dus concluderen dat de DGA meer mogelijkheden heeft voor de opbouw van een oudedagsvoorziening dan een IB ondernemer. Laat je hierbij goed adviseren!
Je bent werkgever en je vraagt je af of je pensioen moet regelen voor je werknemers. Is dat verplicht? Het antwoord is even simpel als ook complex. In de wet heeft de overheid geen pensioenplicht opgenomen. Dus nee, het is in principe niet verplicht om pensioen voor je personeel te regelen. Hoe kan het dan dat er voor heel veel bedrijven toch sprake is van een pensioenverplichting? Dat vloeit voort uit de bedrijfstakken zelf die voor hun specifieke bedrijfstak een pensioenplicht hebben bepaald. Deze plicht heeft vervolgens wel een wettelijk kader, de Wet Bpf2000, maar kan ook in een cao zijn bepaald. De bij zo’n bedrijfstak c.q. cao betrokken partners (werkgever- en werknemer vertegenwoordigingen) bepalen wanneer er voor een bedrijf sprake is van een verplichte aansluiting. Dit wordt ook wel de werkingssfeer genoemd. Eigenlijk is het voor elke werkgever van groot belang zo nu en dan een werkingssfeeronderzoek te laten uitvoeren. Dit vraagt om specialistische kennis en gaat veel verder dan alleen even de SBI codes bij je inschrijving bij de Kamer van Koophandel te checken. Als er volgens de werkingssfeer wel sprake is van een of meer verplichtstellingen voor jouw bedrijf maar je bent niet aangesloten, dan heeft dat flinke consequenties. Het is dus van groot belang dit te laten onderzoeken.